Maten en maatsoorten
Een muziekpartituur is onderverdeeld in vakjes. Deze vakjes heten “maten”. Iedere maat begint met tel één.
Een maatstreep is een verticale lijn welke de maten van een muziekstuk van elkaar scheiden. Het gedeelte tussen twee maatstrepen heet een maat. Aan het eind van een muziekstuk staat een dubbele streep.
Het bovenste cijfer van een maatsoort geeft aan hoeveel tellen er in een maat gaan.
Wanneer het onderste cijfer van een maatsoort “4” is, wordt onderstaande telling gehanteerd. Onderstaande telling is alleen van toepassing bij “kwartsmaten” (2/4 – 3/4 – 4/4).
De hele noot duurt zolang als het onderste cijfer van de maatsoort groot is.
Aan de vorm van de noot kan worden afgelezen hoelang deze moet klinken.
Waardestrepen
Een stilte in een muziekstuk wordt aangegeven d.m.v. “rusttekens”.
Een pauze in de klank wordt aangegeven door middel van “rusttekens” of ook wel “rusten” genoemd. Op deze manier kan precies worden bepaald hoelang een stilte (rust) duurt. Wanneer het onderste cijfer van een maatsoort “4” is, wordt onderstaande telling gehanteerd.
De hele rust duurt zolang als het bovenste cijfer van de maatsoort groot is.